Een boek schrijven en illustreren. In mijn fantasie ging dat vanzelf.
Een notitie- en schetsboekje, een laptop en illustreermateriaal bij de hand. Flarden van verhalen en beelden in mijn hoofd op papier zetten en dat komt in orde. In orde zal het komen. Dat staat vast. Alleen komt er veel meer bij kijken dan ik dacht. Schrijven is een stiel. Illustreren is een vak. Je leert het door er elke dag (een beetje) mee bezig te zijn. Wachten op inspiratie werkt hier niet. Dan ben ik 70 tegen dat het boek er is.
Wat werkt dan wel?
Twaalf ontdekkingen – zoveel als er hoofdstukken in het boek zijn – om schrijftwijfel te omzeilen en schetspret te bevorderen.
1. Eraan beginnen. Dat eerste woord schrijven, die eerste lijn zetten …zonder vrees.
2. Perfectionisme overboord gooien. Dat is een taaie. Ik die alles tot in de puntjes en direct goed wil hebben.
3. Raad vragen en overvloedig krijgen van boekenbouwer Birgit en man Tom
4. Loslaten als het vastloopt. Niet verder doen bij vermoeidheid. Iets helemaal anders gaan doen.
5. Me verwonderen over de illustraties van collega’s.
6. Praten over dit boekproject. Geen schroom hebben om er mee naar buiten te komen.
7. Op Artist’s Date te gaan met mezelf (idee uit Julia Camerons ‘The Artist’s Way’): naar kunstmaterialenwinkel gaan, tentoonstelling bezoeken, los gaan met kleur en vorm…
8. Mezelf niet geloven als ik denk dat dit te hoog gegrepen is
9. Naar opnames kijken van hen die me vooraf zijn gegaan en me aanmoedigen met hun tips en enthousiasme
10. De verhalen voorlezen aan mijn Schildpadtijdkinderen en hun ouders
11. Vaste blokken in de agenda reserveren. Het als ‘werk’ beschouwen en niet als een hobby.
12. Genieten van het schrijf-en illustreerproces. Het ervaren als een voorrecht en een geschenk.